Box 3 heffing mogelijk strijdig met grondrechten

Box 3 heffing mogelijk strijdig met grondrechten

Sinds 1 januari 2001 bestaat de vermogensrendementsheffing, beter bekend als de Box 3 heffing. Met deze heffing worden de inkomsten van het vermogen (bijv. rente van een spaarrekening, huur-inkomsten of beleggingsinkomsten) belast door jaarlijks 1,2% belasting te heffen over de waarde van dat vermogen.

Die belasting is berekend naar de verwachting dat het vermogen jaarlijks met (minimaal) 4% aangroeit. Maar met de meeste spaarrentes onder de 1% tegenwoordig, betekent de Box 3 heffing dat het vermogen krimpt.

Een particulier is een aantal jaren geleden tegen de Staatsecretaris van Financiën een procedure gestart om de Box 3 heffing aan te vechten. Inmiddels is deze belastingzaak bij de Hoge Raad terecht gekomen. Voordat de Hoge Raad een uitspraak doet wordt er over de zaak advies gevraagd aan de Advocaat-Generaal.

Op 16 februari 2016 heeft de Advocaat-Generaal in deze zaak zijn advies gegeven.
In dat advies geeft hij aan dat het systeem van de Box 3 heffing is gebaseerd op het optimisme van de jaren ’90 en dat de economie inmiddels flink is verslechterd.
Doordat de Box 3 heffing niet het werkelijke rendement belast maar een fictief rendement van 4%, kan de heffing willekeurig uitwerken. Het werkelijke rendement dat iemand behaalt hangt namelijk sterk af van persoonlijke voorkeuren (bijv. hoeveel risico je durft te nemen of wanneer je het bezit weer nodig hebt), terwijl het vermogen allemaal met dezelfde Box 3 heffing wordt belast. Dat zou in strijd kunnen zijn met het gelijkheidsbeginsel.

In individuele gevallen kan die Box 3 heffing zelfs buitensporig zijn. Wanneer de Box 3 heffing hoger is dan het werkelijke rendement (zoals bij de spaarrentes op dit moment) dan betekent dat een intering op het vermogen om de Box 3 belasting te kunnen betalen. Dat zou een onevenredige inbreuk kunnen betekenen van het grondrecht van ongestoord genot van eigendom.

Tot slot geeft het advies aan dat een directe ingreep door de rechter niet voor de hand ligt. Wel zou de Hoge Raad in de zaak kunnen aankondigen dat ingrijpen voor de toekomst nodig is. In individuele gevallen van interen op vermogen zou direct herstel wel mogelijk kunnen zijn.

Het is interessant of de Hoge Raad in deze zaak het advies van de Advocaat-Generaal zal volgen. Deze zaak is helemaal actueel nu volgens het in december aangenomen Belastingplan per 1 januari 2017 het belastingtarief van 1,2% wordt vervangen door 3 belastingschijven tussen 0,87% en maximaal 1,65%.